Zoeken
Zelf peulvruchten kweken
Je zult het als je in de winkel of op de markt bij de groentekraam staat misschien niet denken, maar er bestaan heel veel verschillende soorten en variëteiten verse peulvruchten.

Zelf peulvruchten kweken

Gepubliceerd op 5 april, 2017 om 00:00, aangepast op 27 augustus, 2017 om 00:00

Wie graag eens iets bijzonders wil proberen zal al snel tot de conclusie komen: die soorten kun je nergens kopen. Ze zijn alleen als zaaigoed te koop, bij de gespecialiseerde en goed gesorteerde zaadhandel. Het zelf zaaien en oogsten van je eten heeft als bijkomend voordeel dat het zorgt voor een grote(re) verbondenheid met dat eten. En dat komt het eindresultaat, de smaak van het gerecht op je bord, alleen maar ten goede. Maar hoe doe je dat, zelf kweken? Niet iedereen heeft een tuin of een moestuin tot zijn beschikking en/of kennis van hoe dat precies in zijn werk gaat.

Tijdens het jaar waarin ik dagelijks minstens één keer per dag iets met peulvruchten at, heb ik veel bijzondere soorten gegeten. Ik had het grote geluk dat ik moestuinfenomeen Claudia Reina bereid vond om bijzondere bonensoorten voor mij te kweken. Daardoor heb ik peulvruchten gegeten waarvan ik nog nooit gehoord had maar die mij desondanks heel goed smaakten, zoals roze tuinbonen, peterselie-erwt, eetbare lupine, micro-erwten, sluimererwten, rijzende peulen, paarse sperziebonen, dieppurper gekleurde peultjes, asperge- of vleugelerwten en verse borlottibonen.

Ook heb ik in de tuin van Claudia zelf bonen gezaaid, waaronder kapucijners. Die vind ik namelijk zo lekker. Ze zijn maar heel kort te koop, want het seizoen is kort. Vaak zijn ze behoorlijk prijzig, wat een drempel kan zijn als je voor een gezin kookt. Meteen bij het zaaien kwam mijn onkunde al om de hoek: bonen zaai je niet, maar leg je. En dat deed ik met de kapucijners. Langs een stevig hekwerk waar ze tegenaan zouden kunnen klimmen, legde ik met een kleine tussenafstand zorgvuldig de kapucijners neer in een geultje dat ik eerst had natgemaakt. Daarna maakte ik het geultje weer dicht met aarde. Een paar weken later zag ik hoe de eerste sprieten van de ontkiemende kapucijnerstruik zich dapper door de aarde heen hadden geworsteld. Weer wat weken later zag ik paarsroze bloemetjes aan de klimplanten, die door de bijen bevrucht moesten worden en dan peulen zouden vormen. En weer wat weken later werden de paarse peulen zichtbaar. Inmiddels hing er een groot net over de kapucijnerplanten. Want ook de vogels vinden ze lekker; ze pikken de peulen open en stelen de kapucijners eruit. En toen was het zover. De kapucijners waren rijp voor de oogst. Ik dopte ze, een rustgevend werkje. Mijn handen werden een beetje paars. Sommige peulen legde ik opzij. Die waren al aan het drogen – dat zag ik aan de verkleurde schil en hoorde ik aan het gerammel in de peul. Die bonen waren al ingedroogd en zaten daarom losser in de peul. Die zou ik bewaren voor een later tijdstip. Want gedroogde bonen kun je lang bewaren.

Voor wie ook bonen wil gaan leggen en wil weten hoe dat moet, heb ik Claudia, tevens de drijvende kracht achter het e-magazine smultuin, om advies gevraagd. ‘De tuintermen zijn bonen leggen, wortelen zaaien en aardappelen poten. Misschien omdat wortelzaad en ander zaad erg klein is en je bonen per stuk in je hand kunt houden. Je legt bonen vaak in een geultje. Je kunt in Nederland alle bonen kweken, desnoods in een kas. Tuinbonen, doperwten en peultjes kunnen goed tegen de kou. De meeste dopbonen en sperziebonen worden pas buiten gelegd na de IJsheiligen. Ze willen een warme droge zomer en houden niet van nattigheid, maar hebben wel behoefte aan water. (De periode van IJsheiligen valt van 11 tot en met 14 mei en verwijst naar de heiligen van wie de naamdagen in deze periode vallen. Vooral de periode vanaf 15 mei is voor tuinders belangrijk. Na IJsheiligen kunnen er buiten weer planten en zaden de grond in.) Je kunt overal bonen kweken, ook op een balkon of zelfs in een pot. Deze moet dan wel minstens zestig centimeter diep zijn. Van belang is dat de bonenplanten in contact kunnen komen met bijen, die zijn namelijk nodig voor de bestuiving waardoor er peulen gevormd kunnen worden. Je hebt lage bonensoorten – ook wel struikbonen genoemd – die tot zestig centimeter hoog worden en stokbonen die tussen de anderhalf en drie meter hoog worden. Deze klimmen omhoog langs een stevig hekwerk of stokkenstellage en kunnen ook op een balkon worden gekweekt. Lekker beschut en zonnig, dat vinden ze fijn.

Er is een onderscheid tussen verse bonen en droogbonen. Verse bonen zijn bonen en peulen die je meteen kunt koken en eten, zoals bijvoorbeeld sperziebonen, tuinbonen, snijbonen, sugarsnaps, doperwtjes en peulen. Ook zijn er soorten die je zowel vers kunt eten als kunt laten drogen zodat je ze heel lang kunt bewaren: de zogeheten droogbonen. Biologisch gekweekte bonen uit de keukenkast kun je gewoon gebruiken om nieuwe mee te kweken. Half mei is de perfecte tijd om met sperziebonen en stokbonen te beginnen. Doperwten, peultjes en tuinbonen kunnen tot eind juni nog een keer gelegd worden.

Op het zakje zaden staat hoe lang het duurt voordat ze kiemen, wanneer je wat moet doen en wanneer je naar verwachting kunt oogsten. Voor iedere boon is dat anders. Het ligt natuurlijk ook aan het weer, de locatie en de grondsoort en aan de aandacht die je eraan geeft. En of er onkruid in de weg staat dat de voeding wegneemt.’

 

Hoe droog je bonen? Want wie wat bewaart, die heeft wat

Een moestuin, zo heb ik met eigen ogen gezien, is de kringloop van de natuur in een notendop. Het was al voorzichtig aan het zomeren, zo medio juni, toen ik in de moestuin van Claudia zwarte edamame sojaboontjes legde, de ‘black pearl’. Ik had met een stokje een geultje getrokken, daarin met een paar centimeter afstand de boontjes gelegd en de gleuf weer dichtgemaakt met aarde. Toen was het wachten op wat zou volgen: een klein plantje dat groter werd en waar ik peulen aan zag hangen. Uiteindelijk kon ik die peulen oogsten en at ik ze kort gestoomd, gedoopt in zoute sojasaus. Echt heerlijk, en ik geloofde meteen dat in Japan deze boontjes als de lekkerste gelden.

Op een dag kreeg ik de laatste oogst: sojaboontjes in de peul die al aan het indrogen waren. De herfst diende zich zichtbaar aan. De peulen waren aan het verkleuren naar perkamentgeel en bij sommige hoorde je zelfs een licht gerammel als je de peul bewoog. De sojaboontjes waren nu donkerrood, bijna zwart van kleur.

Claudia vertelde me hoe ik te werk moest gaan om de bonen te drogen zodat ik ze voor langere tijd zou kunnen bewaren: ‘Om dopbonen goed te kunnen bewaren moet je ze goed drogen. Hiervoor spreid je de bonen in de peul uit op papier en laat ze zo aan de lucht drogen. Vervolgens moet je ze doppen, verder laten drogen en gedurende 24 uur in een glazen pot in de vriezer zetten. Dat is om de bonenkever, die misschien eitjes in de bonen heeft gelegd, geen kans te geven. Doe je dit niet en zit er onverhoopt een bonenkever in je bonen, dan eten de larven de bonen op.

De droge bonen kun je op een koele donkere plaats wel een paar jaar goed houden. Voordat je ze gaat eten moet je ze weken in ruim koud water. Ook kun je een deel gebruiken om in het volgende jaar in de aarde te leggen en op die manier weer voor nieuwe bonen te zorgen. De kringloop van het leven wordt zo heel mooi zichtbaar.’

Mijn boontjes heb ik inmiddels gedopt en ik bewaar ze voor een moment in de toekomst. Want wie wat bewaart, die heeft wat.

 

 

Auteurs
Auteur: Joke Boon

Joke Boon schreef op haar weblog een jaar lang over bonen. Ze was hoofdredacteur van MS-life en schrijft columns en recepten voor vakbladen en culinaire websites. Van haar hand verschenen eerder Het mysterie van de reuk (2009) en Smaakvol en gezond eten met al je zintuigen (2010).

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: