Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar
Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar
- Leo Tolstoy, Anna Karenina
Tolstoy heeft duidelijk nog nooit tijd met mijn gelukkige gezin doorgebracht.
Het zal vele maanden, zo niet jaren geleden zijn dat iemands mijn vrouw nog eens zonder haar gevechtspak en voetbeschermers heeft gezien. Ze doet aan martial arts, heeft een paarse band Braziliaanse jiujitsu, en traint fulltime, zeven dagen per week. Het merendeel van haar tijd besteed ze aan het oefenen van nieuwe manieren om razendsnel en vakkundig voeten, enkels en knieën van haar tegenstanders zodanig te bewerken dat permanente schade aan pezen en banden haast onvermijdelijk is.
Ik reis voor mijn beroep de wereld over. Je treft mij net zo makkelijk aan in een langhuis in Sarawak, op Borneo, in een café in Marseille, in een transitlounge op het vliegveld van Doha, als thuis op de bank. Mijn dochtertje is het gewend het hoofd van haar vader op TV, en op de zijkant van bussen te zien, en ook dat hij op straat door wildvreemden aangesproken wordt – en daar is ze totaal niet van onder de indruk.
Haar beste vriendje, Jacques (uitgesproken als Djex), met wie ze al haar hele leven onafscheidelijk is, is Filipijns en lid van een grote familie die ongeveer net zoveel tijd bij ons doorbrengt als elders, vandaar dat bij ons thuis afwisselend Engels, Italiaans en Tagalog gesproken wordt. Mijn dochter spreekt intussen vloeiend Italiaans. Ik niet.
Wat doen “normale” mensen?
Wat is een “normaal” gelukkig gezin?
Hoe gedragen ze zich? Wat doen ze thuis? Hoe leiden ze hun leven?
Tijdens mijn werkzame leven had ik echt geen idee, omdat mijn bestaan zich in de marge afspeelde. Ik kende helemaal geen normale mensen. Vanaf mijn zeventiende waren normale mensen mijn gasten. Het waren abstracties. Letterlijk duistere silhouetten in de eetzalen van restaurants waar ik mijn brood verdiende. Ik bekeek ze puur vanuit het perspectief van de professionele kok en chef – oftewel, van iemand zonder gezinsleven, die zich alleen omringd wist door collega’s; van iemand die werkte wanneer normale mensen uitgingen, en die uitging wanneer normale mensen sliepen.
Mijn kennis en begrip van normale mensen bestond uit het inschatten van hun directe behoeften: zouden ze de kip of de zalm bestellen?
Ik zag ze bijna altijd op hun slechtst: hongerig, dronken, geil, chagrijnig, in feeststemming, of juist wanneer ze de bediening uitkafferden.
Wat ze thuis deden; hoe het was om op zondagochtend lekker uit te slapen, pannenkoeken voor je kind te bakken, tekenfilms te kijken en beetje te ballen in de tuin, waren dingen die ik alleen uit films kende.
Menselijk gedrag was – en is nog steeds – een mysterie voor me. Maar ik leer het wel. Dat moet.
Ik werd pas op mijn vijftigste vader. Dat is laat, ik weet het, maar voor mij was het precies het juiste moment. Tot die tijd was ik gewoon nog niet oud, stabiel en volwassen genoeg voor de meest verantwoordelijke taak die er bestaat: de onvoorwaardelijke liefde en zorg voor een ander mensje.
Vanaf het moment dat ik mijn dochter haar hoofdje uit de schoot van mijn vrouw zag wurmen, stond mijn leven volledig op zijn kop. Ik was niet langer de ster in mijn eigen film – of in welke film dan ook. Vanaf dat moment draaide alles om het meisje. Net als de meeste mensen die een boek schrijven of op televisie zijn, en die denken dat de mensheid in hun verhaal geïnteresseerd is, of zou moeten zijn, ben ik ook een vreselijk zelfingenomen monster, maar het vaderschap is wat dat betreft een verademing. Ik ben nu genetisch en instinctief gedwongen om voor iemand anders dan mijzelf te zorgen, en ik vind het leuk om vader te zijn. Nee, ik vind het te gek om vader te zijn! En dat geldt voor elk onderdeel.
Ik weet zeker dat mijn vrouw er heel anders over denkt, maar als ik terug in de tijd kon gaan naar het luiers verschonen, naar de midden-in-de-nacht-wakker-worden-van-een- huilende-baby fase van het vaderschap? Ik zou het meteen doen.
Ik geef toe dat ik behoorlijk overenthousiast ben over deze enigszins late stap naar het verantwoord ouderschap, en dat ik sterk de neiging heb om verloren tijd in te halen. Omdat ik mijn fijnste jeugdherinneringen – zoals zomervakanties aan de kust van Jersey, Montauk in het naseizoen, en tripjes naar Frankrijk – associeer met smaken en geuren van gerechten die we aten, heb ik de onbedwingbare neiging om mensen van wie ik houd ook met lekker eten te verstikken. Ik ben zo’n soort stereotype, passief-agressief Italiaanse omaatje uit de film, die voortdurend tegen iedereen roept, “Eet! Eet!”, en dan gaat lopen mokken als ze genegeerd wordt.
Die afwijking wordt extra gecompliceerd door mijn tijd als professioneel chef. In drie decennia zijn er nou eenmaal patronen ingesleten waardoor ik gedwongen ben georganiseerd te werk te gaan, te plannen, voorraden te circuleren en etiketteren, en mijn werkplek altijd brandschoon te houden.
Dus naast mijn behoefte om tijd in te halen, en mijn psycho-Ina-Garten-achtige drang om de mensen om me heen vol te proppen, ben ik ook nog eens obsessief-dwangmatig in mijn werkgewoonten, en bizar consequent op een manier die bij een professionele brunchkok te prijzen is, maar bij een echtgenoot of ouder verontrustend over kan komen.
Dat is ons gezin. En dit is ons kookboek.
Dit zijn de gerechten die ik zelf graag eet en die ik voor familie en vrienden klaarmaak. Het zijn de recepten die “werken”, wat wil zeggen dat ze zich door de jaren heen ontwikkeld, en met vallen en opstaan bewezen hebben.