¿Ik zie de stad als mijn canvas. De straten schreeuwen poëzie. Soms oorverdovend, soms oogverblindend, vaak allebei tegelijkertijd. Je ziet in de straten verschillende lagen van de bevolking zich op dit denkbeeldige doek
voortbewegen, er leven, uitbundig, soms ingehouden. Je hoort gekrakeel op straat, flarden mooi pianospel dat vanaf een etage op drie hoog langs je heen waait op een mooie zomeravond. De straten tonen verschillende gebouwen, onregelmatige straattegels, afgescheurde posters, schoongespoten muren en verweerde schuttingen, kortom: de stad schreeuwt poëzie. Er is hoegenaamd geen verschil tussen het werk dat ik aan deze stad toevoeg en de poëzie van de straten, van deze stad zelf. Het enige verschil is dat mijn werk duidelijk doelbewust voor het publiek zichtbaar geplaatste poëzie is. In tegenstelling tot de poëzie van de stad, die niet voor iedereen toegankelijk
is, niet alleen omdat men zich er bewust voor moet openstellen. Soms is zij voor velen gewoon niet zichtbaar. De teksten plaats ik doelbewust op niet permanente plaatsen, ondergronden en bouwschuttingen. Hierdoor
zijn de teksten niet van blijvende aard. Doordat zij elk moment kunnen verdwijnen, ontstaat er een dynamiek in het grote, continu veranderende gedicht.
Op de vergankelijkheid van een stad kun je geen houdbaarheidsdatum plakken. Het is een vaststaand feit dat deze stad en al haar poëzie ¿ al is de (houdbaarheids)datum voor niemand bekend ¿ fundamenteel en onveranderbaar is verankerd in de vergankelijkheid.¿
Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: